Sinds een vijftal jaren groeit in Nederland
de belangstelling voor herhaald slachtofferschap. Bij woninginbraak,
zo blijkt uit nadere analyses van de Politiemonitor Bevolking,
is de kans op herhaling veel groter dan statistisch verwacht zou
mogen worden. De analyse wijst bovendien uit dat er grote regionale
verschillen zijn en dat de herhaalde slachtoffers zich op een
aantal punten sterk onderscheiden van de niet-slachtoffers. Al
met al biedt herhaald slachtofferschap goede perspectieven voor
een effectieve aanpak.
Het onderwerp ‘herhaald slachtofferschap’ staat,
net als ‘slachtofferschap’ in het algemeen, pas recent
in de belangstelling. In de literatuur wordt het thema voor het
eerst in 1973 benoemd door Johnson, maar het zou nog tot de eerste
helft van de jaren negentig duren voor het onderwerp pas echt
de aandacht krijgt die het toekomt. Het grootste deel van de kennis
over herhaald slachtofferschap is afkomstig uit Groot-Brittannië.
Dit zowel ten aanzien van onderzoek naar als ervaringen met de
aanpak van herhaald slachtofferschap. In Nederland heeft het onderwerp
‘herhaald slachtofferschap’ pas de aandacht sinds
de tweede helft van de jaren negentig. In dit verband zijn met
name de overzichtsstudies van Van der Meer & Spickenheuer
(1995) en Hakkert & Oppenhuis (1996) van belang. Over herhaald
slachtofferschap en woninginbraak zijn in ons land inmiddels diverse
studies verschenen.
Onderzoeksproblemen
Bij het vaststellen van herhaald slachtofferschap speelt
een aantal methodologische problemen een rol, die het lastig maken
om een goed beeld van de omvang en spreiding van dit fenomeen
te geven. Zo zijn er problemen met de definitie van woninginbraak
en de lengte van de analyseperiode. Wanneer noemen we iets een
woninginbraak en hoeveel tijd mag er tussen de eerste en de herhaalde
woninginbraak zitten om nog van herhaald slachtofferschap te mogen
spreken? Het zal duidelijk zijn dat de lengte van de analyseperiode
van grote invloed is op het aantal geconstateerde herhalingen.
Aangezien veel onderzoeken een andere analyseperiode kiezen, is
het moeilijk om op dit punt tot consensus of onderlinge vergelijking
te komen. Wel kan er een bypass worden gecreëerd. Door het
aantal herhaalde woninginbraken te relateren aan het aantal dat
(in diezelfde periode) op basis van het toeval verwacht mag worden,
wordt het probleem van de verschillende analyseperioden opgelost.
Voor het begrip ‘woninginbraak’ is enkele jaren geleden
in het kader van de Accacia-afspraken een landelijke definitie
opgesteld. Diefstallen uit schuurtjes en kelder(boxen), die niet
in verbinding staan met de woning, vallen niet onder deze definitie.
Twee andere problemen hebben te maken met de aard van de registratie
door de politie, op basis waarvan herhaald slachtofferschap doorgaans
wordt onderzocht. Dit artikel laat zien dat het beter is om herhaald
slachtofferschap aan de hand van grootschalige slachtofferenquêtes
te bestuderen. Zoals we zullen zien, is herhaald slachtofferschap
structureel ondervertegenwoordigd in de politieregistraties om
de simpele reden dat herhaald slachtofferschap (veel) minder wordt
gerapporteerd dan enkelvoudig slachtofferschap. Daarnaast speelt
bij het gebruik van politieregistraties een meetprobleem, omdat
er niet wordt uitgegaan van huishoudens maar van woonadressen.
Eén woonadres kan echter soms uit meerdere woningen of
huishoudens bestaan. Een analyse van herhaald slachtofferschap
op basis van een grootschalige slachtofferenquête, zoals
de Politiemonitor Bevolking, kan op deze punten uitkomst bieden.
Bij een dergelijke analyse moet dan wel onderscheid worden gemaakt
tussen geslaagde woninginbraken en pogingen daartoe (zie SEC,
april 2001). Daarnaast is het aan te raden om bij nieuwe slachtofferenquêtes
meer achtergrondvariabelen van de respondenten te meten.
Eerder onderzoek
Hakkert & Oppenhuis hebben in 1996 een secundaire
analyse uitgevoerd op de uitkomsten van de Politiemonitor 1993
en 1995. Uit deze analyse blijkt dat slachtofferschap van meer
dan één (poging tot) inbraak ongeveer 2,5 maal vaker
voorkomt dan statistisch mag worden verwacht. Bij slachtofferschap
van meer dan twee inbraken is dat ongeveer tien keer vaker. Met
andere woorden: naarmate het aantal malen slachtofferschap toeneemt,
neemt ook de kans op herhaling toe. Een andere opmerkelijke bevinding
van dit onderzoek is de constatering dat 44% van de woninginbraken
in Nederland (inclusief pogingen) herhaalde inbraak betreft. Wanneer
wordt uitgegaan van de slachtoffers, blijkt dat 21% van de slachtoffers
van woninginbraak in één jaar tijd meer dan één
keer met dit delict is geconfronteerd. Jammer genoeg maakt de
studie geen onderscheid tussen een geslaagde woninginbraak en
een poging daartoe. Desalniettemin onderstreept het het belang
van een op herhaald slachtofferschap gerichte aanpak en legt het
een goede basis voor vervolgonderzoek.
Omvang en ontwikkeling
In het artikel in het aprilnummer van SEC over de financiële
schade en aangiftebereidheid bij woninginbraak zagen we dat het
aantal woninginbraken de afgelopen jaren drastisch is afgenomen.
Op basis van een secundaire analyse van de Politiemonitor Bevolking
blijkt immers dat in de periode 1994 t/m 1998 het aantal geslaagde
woninginbraken met 30% en het aantal pogingen met 24% is afgenomen.
Ditzelfde geldt voor herhaalde woninginbraken. In 1994 werd 3,7%
van de huishoudens in een periode van één jaar tijd
het slachtoffer van twee of meer geslaagde woninginbraken en werden
bij 5,9% van de huishoudens meerdere pogingen tot woninginbraak
ondernomen. In 1998 waren deze percentages teruggelopen naar 2,7%
respectievelijk 4,5%. Net als bij alle woninginbraken zien we
dus ook bij herhaalde inbraken forse afnames, zowel bij de geslaagde
woninginbraken als de pogingen daartoe.
Regionale spreiding
Wanneer
we van het landelijke beeld inzoomen op de verdeling van herhaald
slachtofferschap over de verschillende politiekorpsen, dan zien
we enkele opmerkelijke verschillen. Zo zijn er enkele regio’s
(Groningen, Twente en Zaanstreek-Waterland) waar het aantal herhaalde
woninginbraken nog geen 5% van het totale aantal woninginbraken
bedraagt. Aan de andere kant van het spectrum zien we echter ook
regio’s (Drenthe, Noord-Holland Noord, Amsterdam-Amstelland,
Gooi en Vechtstreek, Haaglanden, Midden- en West-Brabant en Brabant-Zuid-Oost)
waarbij het relatieve aantal herhaalde woninginbraken boven de
15% ligt (zie vergroot figuur).
In absolute zin vallen vooral de regio’s Brabant-Zuid-Oost
en Amsterdam-Amstelland op, omdat daar volgens de Politiemonitor
Bevolking respectievelijk 0,9% en 1,5% van de bevolking herhaald
slachtoffer van woninginbraak is geweest. Dit tegen een landelijk
gemiddelde van 0,4%.
Aangiftebereidheid
De hierboven geschetste percentages zijn allemaal hoger
dan de percentages die op basis van de politieregistraties worden
berekend. Zo blijkt uit de politieregistratie in Haaglanden dat
7,6% van de woninginbraken die in een periode van één
jaar worden gepleegd, herhaalde inbraken zijn. Op basis van de
Politiemonitor Bevolking komen we echter op een percentage van
15,6% uit; meer dan het dubbele dus. De oorzaak van dit grote
verschil moet gezocht worden in de aangiftebereidheid van slachtoffers.
Deze aangiftebereidheid wordt zeer nadelig beïnvloed door
herhaald slachtofferschap. Bij enkelvoudige slachtoffers ligt
de aangiftebereidheid bij geslaagde woninginbraken op 94,5%. Bij
slachtoffers die twee maal in twaalf maanden slachtoffer waren
van een geslaagde woninginbraak, bedraagt de aangiftebereidheid
86,5% en bij drievoudige slachtoffers 55,6%.
Achtergrondkenmerken
Naast het bepalen van de omvang, ontwikkeling en regionale
spreiding van herhaald slachtofferschap en de aangiftebereidheid
van de slachtoffers, is het ook mogelijk om op basis van de Politiemonitor
Bevolking een (algemene) profielanalyse uit te voeren. Zo is het
mogelijk om een algemeen profiel op te stellen van huishoudens
waar herhaalde woninginbraken plaatsvonden en dit te vergelijken
met het algemene profiel van huishoudens waar dit, in een periode
van twaalf maanden, eenmaal plaatsvond en huishoudens waar dit
niet plaatsvond. Wanneer we hierbij onderscheid maken tussen persoons-,
huishoud- en buurtkenmerken, dan valt op dat de drie groepen op
al deze facetten een verschillend profiel laten zien. Herhaalde
slachtoffers van woninginbraak blijken hierbij op alle onderscheidende
kenmerken meer extreem te scoren dan enkelvoudige inbraakslachtoffers.
- Persoonskenmerken. Gemiddeld genomen
zijn herhaalde inbraakslachtoffers even oud als enkelvoudige
inbraakslachtoffers, maar gemiddeld gezien ruim zes jaar jonger
dan personen die geen slachtoffer zijn geweest van een geslaagde
woninginbraak. Slachtoffers van woninginbraak zijn gemiddeld
gezien hoger opgeleid en verrichten vaker betaalde arbeid dan
personen die geen slachtoffer zijn. Dit geldt in versterkte
mate voor herhaalde slachtoffers. Vooral personen uit minder
gangbare migratielanden blijken onevenredig vaak herhaald slachtoffer
te worden van woninginbraak.
- Huishoudkenmerken. Qua huishoudkenmerken
valt op dat zowel de grootte van het huishouden als het type
woning relaties vertonen met de mate van (herhaald) slachtofferschap.
Slachtoffers van woninginbraak wonen relatief vaker in een huurwoning
en kennen een kleinere huishoudgrootte dan huishoudens waar
geen woninginbraak plaatsvindt. Ook dit geldt in versterkte
mate voor herhaalde slachtoffers.
- Buurtkenmerken. Woninginbraakslachtoffers
ervaren hun eigen woonbuurt over het algemeen als onveiliger
dan niet-slachtoffers. Er zouden meer vermogensdelicten plaatsvinden,
meer geweldsdelicten en meer sprake zijn van verloedering. Over
het functioneren van de politie in de eigen buurt is men minder
tevreden. Dit geldt wederom in versterkte mate voor herhaalde
slachtoffers.
Deze bevindingen wijzen erop dat herhaalde slachtoffers van woninginbraak
in versterkte mate dezelfde onderscheidende kenmerken hebben als
enkelvoudige slachtoffers. Toch is het bepalen van een volledige
typologie op basis van de variabelen zoals die in de Politiemonitor
worden gemeten niet mogelijk. Dit geldt zowel voor enkelvoudige
als herhaalde slachtoffers. Het zou dan ook niet verkeerd zijn
om bij toekomstige slachtofferenquêtes veel meer achtergrondkenmerken
te meten dan tot nu toe gebeurd is.
Meer vragen dan antwoorden
De hierboven beschreven bevindingen voegen iets toe aan
onze kennis over herhaald slachtofferschap, maar maken direct
ook duidelijk dat er nog steeds meer vragen zijn dan antwoorden.
Zo blijkt bijvoorbeeld dat herhaald slachtofferschap ongelijk
over Nederland is verspreid en dat er opmerkelijk grote verschillen
tussen de politieregio’s bestaan. Dit roept de vraag op
hoe deze verschillen kunnen worden verklaard. Moeten we de verklaring
zoeken in de crimineel gebruiken van daders, de attractie van
het slachtoffer en de buit, vanuit de ruimtelijke structuur of
in een combinatie van deze zaken? Ook de bevinding dat herhaalde
slachtoffers van woninginbraak in versterkte mate dezelfde onderscheidende
kenmerken hebben als enkelvoudige slachtoffers, roept vragen op.
Is het bijvoorbeeld mogelijk om op basis van een groot aantal
achtergrondkenmerken tot typologieën, risicosegmenten en/of
risicofactoren van (herhaalde) woninginbraakslachtoffers te komen?
Landelijk gezien blijkt dat 15% van de slachtoffers van geslaagde
woninginbraken in één jaar tijd meer dan één
keer met dit delict is geconfronteerd. Het slachtofferschap van
een geslaagde woninginbraak is dus een redelijk goede voorspeller
voor herhaald slachtofferschap, zeker in die regio’s waar
dit percentage nog hoger ligt. Wanneer we in de toekomst naast
‘recent slachtofferschap’ nog meer risicofactoren
voor herhaald slachtofferschap kunnen aanwijzen, zullen we nog
beter in staat zijn om preventief en repressief tegen dit verschijnsel
op te treden.
Preventie en repressie
Woninginbraak heeft een grote financiële en emotionele
impact op slachtoffers en dit geldt in versterkte mate voor herhaalde
slachtoffers. De hierboven gepresenteerde secundaire analyse van
de Politiemonitor Bevolking suggereert dat vooral de kwetsbare
groepen in onze samenleving bovengemiddeld het object zijn van
herhaalde woninginbraak. Daarom is het noodzakelijk om hier speciale
aandacht aan te besteden. Naast dit morele aspect, blijkt de aanpak
van herhaald slachtofferschap ook nog eens een zeer effectieve
manier om woninginbraak aan te pakken. Uit de secundaire analyse
blijkt landelijk gezien dat na een eerste woningbraak, de kans
op een volgende inbraak 6½ keer zo groot is. In regio’s
zoals Brabant-Zuid-Oost en Amsterdam-Amstelland liggen deze kansen
echter boven de twintig maal.
Vooral de politiekorpsen waar het relatieve aantal herhaalde
woninginbraken boven de 10% of zelfs 15% ligt, kunnen hun voordeel
doen met een op herhaald slachtofferschap geënte aanpak.
De politie in deze regio’s zou haar activiteiten gerichter
kunnen inzetten en bijvoorbeeld een extra inspanning kunnen verrichten
door slachtoffers van woninginbraak gericht preventieadvies te
geven. Gezien het feit dat de meeste herhaalde woninginbraken
in de eerste maand na de eerste inbraak plaatsvinden, moet het
geven van dit advies bij voorkeur zo snel mogelijk plaatsvinden.
Als overbrugging kan de politie tijdelijk een zogenaamde alarmkoffer
bij het slachtoffer plaatsen. Een preventieadvies is echter waardeloos,
wanneer dit niet wordt uitgevoerd. Het zou daarom nuttig zijn,
wanneer landelijke en gemeentelijke overheden subsidies in het
leven roepen die het opvolgen van preventieadviezen bevorderen.
Dit kan door middel van directe subsidiëring of het creëren
van belastingfaciliteiten waarmee de kosten voor de preventiemaatregelen
achteraf worden vergoed. Ook verzekeringsmaatschappijen kunnen
korting geven op polissen van goedbeveiligde woningen. Bij woninginbraak
kunnen ze extra service aan het slachtoffer bieden door bij het
herstel van de schade ook direct de rest van de woning te laten
beveiligen. Woningcorporaties zouden extra aandacht aan herhaald
slachtofferschap moeten besteden door woningen waar eenmaal ingebroken
is, snel en goed te beveiligen. In wijken en woningcomplexen waar
meer dan gemiddeld wordt ingebroken, kan de wijkveiligheidsscan
worden ingezet om te bepalen welke aanvullende maatregelen er
in het complex en/of de wijk moeten worden genomen.
Effectieve maatregelen
Naarmate we meer te weten komen over herhaald slachtofferschap,
blijkt het ook eenvoudiger om effectieve maatregelen te bedenken.
Hierbij kunnen slachtofferenquêtes ons behulpzaam zijn.
De Politiemonitor Bevolking wordt grootschalig opgezet, maar richt
zich in de vraagstelling tot een beperkt aantal achtergrondkenmerken.
Om dit te ondervangen voert de politie van Limburg-Zuid in samenwerking
met het Expertisecentrum Woningcriminaliteit momenteel een grootschalig
onderzoek uit naar woninginbraak in de districten Sittard en Kerkrade.
In deze districten worden gedurende één jaar slachtoffers
en daders van woninginbraak geïnterviewd en woningen en wijken
geschouwd. Door de inzet van multivariabele analysetechnieken
en andere vormen van data mining hopen de onderzoekers meer inzicht
te krijgen in woninginbraak en herhaald slachtofferschap. Deze
inzichten gebruikt Limburg-Zuid vervolgens om de bestaande aanpak
te verbeteren.
Ook in het buitenland zijn goede voorbeelden te vinden van op
woninginbraak en herhaald slachtofferschap gerichte aanpakken.
De beroemdste hiervan is ongetwijfeld de Britse Biting Back-aanpak.
Net als in Limburg-Zuid worden hier misdaadanalyse, repressie
en (techno)preventie met elkaar gecombineerd tot een vorm van
intelligence led policing. Bij deze aanpak
wordt eerst een analyse gemaakt van de hot spots waar veel (herhaalde)
woninginbraken voorkomen en de woningen die daarbij zijn betrokken.
Vervolgens worden er afhankelijk van het aantal malen slachtofferschap
maatregelen getroffen. Er zijn drie pakketten van maatregelen
samengesteld, gelabeld als brons, zilver en goud. Brons staat
voor de eerste vorm van ‘terugbijten’. Bij een eerste
woninginbraak volgt een bescheiden pakket aan maatregelen. De
bewoners krijgen een folder en een standaard preventieadvies.
Bij volgende herhalingen wordt de druk opgevoerd. Zilver betekent
een uitgebreid beveiligingsadvies en invoering daarvan. Goud staat
voor aanvullende technopreventie (waaronder alarm), gerichte surveillance
en uitgebreid recherchewerk om de dader(s) achter de tralies te
krijgen.
meer over Herhaald Slachtofferschap... |