home | nieuws | projecten | www-links | bibliotheek | vraag het RCM


Herhaald slachtofferschap bij woninginbraak
Een secundaire analyse van de Politiemonitor Bevolking

Artikel voor Samenleving en Criminaliteitspreventie (Se’C), nr. 3, jrg. 15 van het Ministerie van Justitie, RCM, juni 2001.

door Manuel J.J. López

Sinds een vijftal jaren groeit in Nederland de belangstelling voor herhaald slachtofferschap. Bij woninginbraak, zo blijkt uit nadere analyses van de Politiemonitor Bevolking, is de kans op herhaling veel groter dan statistisch verwacht zou mogen worden. De analyse wijst bovendien uit dat er grote regionale verschillen zijn en dat de herhaalde slachtoffers zich op een aantal punten sterk onderscheiden van de niet-slachtoffers. Al met al biedt herhaald slachtofferschap goede perspectieven voor een effectieve aanpak.

Het onderwerp ‘herhaald slachtofferschap’ staat, net als ‘slachtofferschap’ in het algemeen, pas recent in de belangstelling. In de literatuur wordt het thema voor het eerst in 1973 benoemd door Johnson, maar het zou nog tot de eerste helft van de jaren negentig duren voor het onderwerp pas echt de aandacht krijgt die het toekomt. Het grootste deel van de kennis over herhaald slachtofferschap is afkomstig uit Groot-Brittannië. Dit zowel ten aanzien van onderzoek naar als ervaringen met de aanpak van herhaald slachtofferschap. In Nederland heeft het onderwerp ‘herhaald slachtofferschap’ pas de aandacht sinds de tweede helft van de jaren negentig. In dit verband zijn met name de overzichtsstudies van Van der Meer & Spickenheuer (1995) en Hakkert & Oppenhuis (1996) van belang. Over herhaald slachtofferschap en woninginbraak zijn in ons land inmiddels diverse studies verschenen.

Onderzoeksproblemen
Bij het vaststellen van herhaald slachtofferschap speelt een aantal methodologische problemen een rol, die het lastig maken om een goed beeld van de omvang en spreiding van dit fenomeen te geven. Zo zijn er problemen met de definitie van woninginbraak en de lengte van de analyseperiode. Wanneer noemen we iets een woninginbraak en hoeveel tijd mag er tussen de eerste en de herhaalde woninginbraak zitten om nog van herhaald slachtofferschap te mogen spreken? Het zal duidelijk zijn dat de lengte van de analyseperiode van grote invloed is op het aantal geconstateerde herhalingen. Aangezien veel onderzoeken een andere analyseperiode kiezen, is het moeilijk om op dit punt tot consensus of onderlinge vergelijking te komen. Wel kan er een bypass worden gecreëerd. Door het aantal herhaalde woninginbraken te relateren aan het aantal dat (in diezelfde periode) op basis van het toeval verwacht mag worden, wordt het probleem van de verschillende analyseperioden opgelost. Voor het begrip ‘woninginbraak’ is enkele jaren geleden in het kader van de Accacia-afspraken een landelijke definitie opgesteld. Diefstallen uit schuurtjes en kelder(boxen), die niet in verbinding staan met de woning, vallen niet onder deze definitie.

Twee andere problemen hebben te maken met de aard van de registratie door de politie, op basis waarvan herhaald slachtofferschap doorgaans wordt onderzocht. Dit artikel laat zien dat het beter is om herhaald slachtofferschap aan de hand van grootschalige slachtofferenquêtes te bestuderen. Zoals we zullen zien, is herhaald slachtofferschap structureel ondervertegenwoordigd in de politieregistraties om de simpele reden dat herhaald slachtofferschap (veel) minder wordt gerapporteerd dan enkelvoudig slachtofferschap. Daarnaast speelt bij het gebruik van politieregistraties een meetprobleem, omdat er niet wordt uitgegaan van huishoudens maar van woonadressen. Eén woonadres kan echter soms uit meerdere woningen of huishoudens bestaan. Een analyse van herhaald slachtofferschap op basis van een grootschalige slachtofferenquête, zoals de Politiemonitor Bevolking, kan op deze punten uitkomst bieden. Bij een dergelijke analyse moet dan wel onderscheid worden gemaakt tussen geslaagde woninginbraken en pogingen daartoe (zie SEC, april 2001). Daarnaast is het aan te raden om bij nieuwe slachtofferenquêtes meer achtergrondvariabelen van de respondenten te meten.

Eerder onderzoek
Hakkert & Oppenhuis hebben in 1996 een secundaire analyse uitgevoerd op de uitkomsten van de Politiemonitor 1993 en 1995. Uit deze analyse blijkt dat slachtofferschap van meer dan één (poging tot) inbraak ongeveer 2,5 maal vaker voorkomt dan statistisch mag worden verwacht. Bij slachtofferschap van meer dan twee inbraken is dat ongeveer tien keer vaker. Met andere woorden: naarmate het aantal malen slachtofferschap toeneemt, neemt ook de kans op herhaling toe. Een andere opmerkelijke bevinding van dit onderzoek is de constatering dat 44% van de woninginbraken in Nederland (inclusief pogingen) herhaalde inbraak betreft. Wanneer wordt uitgegaan van de slachtoffers, blijkt dat 21% van de slachtoffers van woninginbraak in één jaar tijd meer dan één keer met dit delict is geconfronteerd. Jammer genoeg maakt de studie geen onderscheid tussen een geslaagde woninginbraak en een poging daartoe. Desalniettemin onderstreept het het belang van een op herhaald slachtofferschap gerichte aanpak en legt het een goede basis voor vervolgonderzoek.

Omvang en ontwikkeling
In het artikel in het aprilnummer van SEC over de financiële schade en aangiftebereidheid bij woninginbraak zagen we dat het aantal woninginbraken de afgelopen jaren drastisch is afgenomen. Op basis van een secundaire analyse van de Politiemonitor Bevolking blijkt immers dat in de periode 1994 t/m 1998 het aantal geslaagde woninginbraken met 30% en het aantal pogingen met 24% is afgenomen. Ditzelfde geldt voor herhaalde woninginbraken. In 1994 werd 3,7% van de huishoudens in een periode van één jaar tijd het slachtoffer van twee of meer geslaagde woninginbraken en werden bij 5,9% van de huishoudens meerdere pogingen tot woninginbraak ondernomen. In 1998 waren deze percentages teruggelopen naar 2,7% respectievelijk 4,5%. Net als bij alle woninginbraken zien we dus ook bij herhaalde inbraken forse afnames, zowel bij de geslaagde woninginbraken als de pogingen daartoe.

Regionale spreiding
Wanneer we van het landelijke beeld inzoomen op de verdeling van herhaald slachtofferschap over de verschillende politiekorpsen, dan zien we enkele opmerkelijke verschillen. Zo zijn er enkele regio’s (Groningen, Twente en Zaanstreek-Waterland) waar het aantal herhaalde woninginbraken nog geen 5% van het totale aantal woninginbraken bedraagt. Aan de andere kant van het spectrum zien we echter ook regio’s (Drenthe, Noord-Holland Noord, Amsterdam-Amstelland, Gooi en Vechtstreek, Haaglanden, Midden- en West-Brabant en Brabant-Zuid-Oost) waarbij het relatieve aantal herhaalde woninginbraken boven de 15% ligt (zie vergroot figuur). In absolute zin vallen vooral de regio’s Brabant-Zuid-Oost en Amsterdam-Amstelland op, omdat daar volgens de Politiemonitor Bevolking respectievelijk 0,9% en 1,5% van de bevolking herhaald slachtoffer van woninginbraak is geweest. Dit tegen een landelijk gemiddelde van 0,4%.

Aangiftebereidheid
De hierboven geschetste percentages zijn allemaal hoger dan de percentages die op basis van de politieregistraties worden berekend. Zo blijkt uit de politieregistratie in Haaglanden dat 7,6% van de woninginbraken die in een periode van één jaar worden gepleegd, herhaalde inbraken zijn. Op basis van de Politiemonitor Bevolking komen we echter op een percentage van 15,6% uit; meer dan het dubbele dus. De oorzaak van dit grote verschil moet gezocht worden in de aangiftebereidheid van slachtoffers. Deze aangiftebereidheid wordt zeer nadelig beïnvloed door herhaald slachtofferschap. Bij enkelvoudige slachtoffers ligt de aangiftebereidheid bij geslaagde woninginbraken op 94,5%. Bij slachtoffers die twee maal in twaalf maanden slachtoffer waren van een geslaagde woninginbraak, bedraagt de aangiftebereidheid 86,5% en bij drievoudige slachtoffers 55,6%.

Achtergrondkenmerken
Naast het bepalen van de omvang, ontwikkeling en regionale spreiding van herhaald slachtofferschap en de aangiftebereidheid van de slachtoffers, is het ook mogelijk om op basis van de Politiemonitor Bevolking een (algemene) profielanalyse uit te voeren. Zo is het mogelijk om een algemeen profiel op te stellen van huishoudens waar herhaalde woninginbraken plaatsvonden en dit te vergelijken met het algemene profiel van huishoudens waar dit, in een periode van twaalf maanden, eenmaal plaatsvond en huishoudens waar dit niet plaatsvond. Wanneer we hierbij onderscheid maken tussen persoons-, huishoud- en buurtkenmerken, dan valt op dat de drie groepen op al deze facetten een verschillend profiel laten zien. Herhaalde slachtoffers van woninginbraak blijken hierbij op alle onderscheidende kenmerken meer extreem te scoren dan enkelvoudige inbraakslachtoffers.

  • Persoonskenmerken. Gemiddeld genomen zijn herhaalde inbraakslachtoffers even oud als enkelvoudige inbraakslachtoffers, maar gemiddeld gezien ruim zes jaar jonger dan personen die geen slachtoffer zijn geweest van een geslaagde woninginbraak. Slachtoffers van woninginbraak zijn gemiddeld gezien hoger opgeleid en verrichten vaker betaalde arbeid dan personen die geen slachtoffer zijn. Dit geldt in versterkte mate voor herhaalde slachtoffers. Vooral personen uit minder gangbare migratielanden blijken onevenredig vaak herhaald slachtoffer te worden van woninginbraak.
  • Huishoudkenmerken. Qua huishoudkenmerken valt op dat zowel de grootte van het huishouden als het type woning relaties vertonen met de mate van (herhaald) slachtofferschap. Slachtoffers van woninginbraak wonen relatief vaker in een huurwoning en kennen een kleinere huishoudgrootte dan huishoudens waar geen woninginbraak plaatsvindt. Ook dit geldt in versterkte mate voor herhaalde slachtoffers.
  • Buurtkenmerken. Woninginbraakslachtoffers ervaren hun eigen woonbuurt over het algemeen als onveiliger dan niet-slachtoffers. Er zouden meer vermogensdelicten plaatsvinden, meer geweldsdelicten en meer sprake zijn van verloedering. Over het functioneren van de politie in de eigen buurt is men minder tevreden. Dit geldt wederom in versterkte mate voor herhaalde slachtoffers.

Deze bevindingen wijzen erop dat herhaalde slachtoffers van woninginbraak in versterkte mate dezelfde onderscheidende kenmerken hebben als enkelvoudige slachtoffers. Toch is het bepalen van een volledige typologie op basis van de variabelen zoals die in de Politiemonitor worden gemeten niet mogelijk. Dit geldt zowel voor enkelvoudige als herhaalde slachtoffers. Het zou dan ook niet verkeerd zijn om bij toekomstige slachtofferenquêtes veel meer achtergrondkenmerken te meten dan tot nu toe gebeurd is.

Meer vragen dan antwoorden
De hierboven beschreven bevindingen voegen iets toe aan onze kennis over herhaald slachtofferschap, maar maken direct ook duidelijk dat er nog steeds meer vragen zijn dan antwoorden. Zo blijkt bijvoorbeeld dat herhaald slachtofferschap ongelijk over Nederland is verspreid en dat er opmerkelijk grote verschillen tussen de politieregio’s bestaan. Dit roept de vraag op hoe deze verschillen kunnen worden verklaard. Moeten we de verklaring zoeken in de crimineel gebruiken van daders, de attractie van het slachtoffer en de buit, vanuit de ruimtelijke structuur of in een combinatie van deze zaken? Ook de bevinding dat herhaalde slachtoffers van woninginbraak in versterkte mate dezelfde onderscheidende kenmerken hebben als enkelvoudige slachtoffers, roept vragen op. Is het bijvoorbeeld mogelijk om op basis van een groot aantal achtergrondkenmerken tot typologieën, risicosegmenten en/of risicofactoren van (herhaalde) woninginbraakslachtoffers te komen? Landelijk gezien blijkt dat 15% van de slachtoffers van geslaagde woninginbraken in één jaar tijd meer dan één keer met dit delict is geconfronteerd. Het slachtofferschap van een geslaagde woninginbraak is dus een redelijk goede voorspeller voor herhaald slachtofferschap, zeker in die regio’s waar dit percentage nog hoger ligt. Wanneer we in de toekomst naast ‘recent slachtofferschap’ nog meer risicofactoren voor herhaald slachtofferschap kunnen aanwijzen, zullen we nog beter in staat zijn om preventief en repressief tegen dit verschijnsel op te treden.

Preventie en repressie
Woninginbraak heeft een grote financiële en emotionele impact op slachtoffers en dit geldt in versterkte mate voor herhaalde slachtoffers. De hierboven gepresenteerde secundaire analyse van de Politiemonitor Bevolking suggereert dat vooral de kwetsbare groepen in onze samenleving bovengemiddeld het object zijn van herhaalde woninginbraak. Daarom is het noodzakelijk om hier speciale aandacht aan te besteden. Naast dit morele aspect, blijkt de aanpak van herhaald slachtofferschap ook nog eens een zeer effectieve manier om woninginbraak aan te pakken. Uit de secundaire analyse blijkt landelijk gezien dat na een eerste woningbraak, de kans op een volgende inbraak 6½ keer zo groot is. In regio’s zoals Brabant-Zuid-Oost en Amsterdam-Amstelland liggen deze kansen echter boven de twintig maal.

Vooral de politiekorpsen waar het relatieve aantal herhaalde woninginbraken boven de 10% of zelfs 15% ligt, kunnen hun voordeel doen met een op herhaald slachtofferschap geënte aanpak. De politie in deze regio’s zou haar activiteiten gerichter kunnen inzetten en bijvoorbeeld een extra inspanning kunnen verrichten door slachtoffers van woninginbraak gericht preventieadvies te geven. Gezien het feit dat de meeste herhaalde woninginbraken in de eerste maand na de eerste inbraak plaatsvinden, moet het geven van dit advies bij voorkeur zo snel mogelijk plaatsvinden. Als overbrugging kan de politie tijdelijk een zogenaamde alarmkoffer bij het slachtoffer plaatsen. Een preventieadvies is echter waardeloos, wanneer dit niet wordt uitgevoerd. Het zou daarom nuttig zijn, wanneer landelijke en gemeentelijke overheden subsidies in het leven roepen die het opvolgen van preventieadviezen bevorderen. Dit kan door middel van directe subsidiëring of het creëren van belastingfaciliteiten waarmee de kosten voor de preventiemaatregelen achteraf worden vergoed. Ook verzekeringsmaatschappijen kunnen korting geven op polissen van goedbeveiligde woningen. Bij woninginbraak kunnen ze extra service aan het slachtoffer bieden door bij het herstel van de schade ook direct de rest van de woning te laten beveiligen. Woningcorporaties zouden extra aandacht aan herhaald slachtofferschap moeten besteden door woningen waar eenmaal ingebroken is, snel en goed te beveiligen. In wijken en woningcomplexen waar meer dan gemiddeld wordt ingebroken, kan de wijkveiligheidsscan worden ingezet om te bepalen welke aanvullende maatregelen er in het complex en/of de wijk moeten worden genomen.

Effectieve maatregelen
Naarmate we meer te weten komen over herhaald slachtofferschap, blijkt het ook eenvoudiger om effectieve maatregelen te bedenken. Hierbij kunnen slachtofferenquêtes ons behulpzaam zijn. De Politiemonitor Bevolking wordt grootschalig opgezet, maar richt zich in de vraagstelling tot een beperkt aantal achtergrondkenmerken. Om dit te ondervangen voert de politie van Limburg-Zuid in samenwerking met het Expertisecentrum Woningcriminaliteit momenteel een grootschalig onderzoek uit naar woninginbraak in de districten Sittard en Kerkrade. In deze districten worden gedurende één jaar slachtoffers en daders van woninginbraak geïnterviewd en woningen en wijken geschouwd. Door de inzet van multivariabele analysetechnieken en andere vormen van data mining hopen de onderzoekers meer inzicht te krijgen in woninginbraak en herhaald slachtofferschap. Deze inzichten gebruikt Limburg-Zuid vervolgens om de bestaande aanpak te verbeteren.

Ook in het buitenland zijn goede voorbeelden te vinden van op woninginbraak en herhaald slachtofferschap gerichte aanpakken. De beroemdste hiervan is ongetwijfeld de Britse Biting Back-aanpak. Net als in Limburg-Zuid worden hier misdaadanalyse, repressie en (techno)preventie met elkaar gecombineerd tot een vorm van intelligence led policing. Bij deze aanpak wordt eerst een analyse gemaakt van de hot spots waar veel (herhaalde) woninginbraken voorkomen en de woningen die daarbij zijn betrokken. Vervolgens worden er afhankelijk van het aantal malen slachtofferschap maatregelen getroffen. Er zijn drie pakketten van maatregelen samengesteld, gelabeld als brons, zilver en goud. Brons staat voor de eerste vorm van ‘terugbijten’. Bij een eerste woninginbraak volgt een bescheiden pakket aan maatregelen. De bewoners krijgen een folder en een standaard preventieadvies. Bij volgende herhalingen wordt de druk opgevoerd. Zilver betekent een uitgebreid beveiligingsadvies en invoering daarvan. Goud staat voor aanvullende technopreventie (waaronder alarm), gerichte surveillance en uitgebreid recherchewerk om de dader(s) achter de tralies te krijgen.

meer over Herhaald Slachtofferschap...