Uitgangspunten 
                ILP wordt al enige jaren in verschillende politiekorpsen in Groot-Brittannië, 
                Canada, Australië en de Verenigde Staten toegepast (Jansen 
                2001). In Kent gooide men in 1994 rigoureus het roer om en werd 
                de aanpak van criminaliteit volgens een intelligence model opnieuw 
                ingericht. Informatie kwam in het centrum te staan bij het besluitvormingsproces 
                in het korps. De structurele inzet van criminaliteitsanalyse leidde 
                hierbij tot permanent geïnformeerde beslissingen. 
              Naar aanleiding van de successen in Kent ontwikkelde Groot Britannië 
                het zogenaamde National Intelligence Model (NIM) dat momenteel 
                als standaard over het hele land wordt uitgerold. Een praktische 
                uitwerking van dit model staat ook wel bekend onder de naam <TASK 
                (uitgesproken als ‘delta task’). <TASK vertaalt 
                het NIM naar de praktijk en geeft daarbij invulling aan de vijf 
                onderdelen van ILP. Deze onderdelen hebben betrekking op: 
                < . ‘Ownership’ oftewel probleemverantwoordelijkheid, 
                T. ‘Tasking & co-ordinating proces’ oftewel prioritering 
                en toewijzing, 
                A. ‘Analysed intelligence’; criminaliteitsanalyse, 
                 
                S. ‘Systems’; databases, computers en analysesoftware 
                en 
                K. ‘Knowledge products’ oftewel kennis en kennisproducten. 
              Ook bij de Nederlandse politie is duidelijk de belangstelling 
                voor ILP gewekt. Dit leidde er ondermeer toe dat de Raad van Hoofdcommissarissen 
                eind 2000 een stuurgroep heeft opgericht die als taak heeft de 
                toepassingsmogelijkheden van Informatie Gestuurde Opsporing (IGO) 
                in Nederland te onderzoeken (Stuurgroep IGO 2001). Naar alle waarschijnlijkheid 
                zal dit er toe leiden dat het IGO-concept de komende jaren voor 
                de Nederlandse situatie wordt uitgewerkt en in een of meerdere 
                proeftuinen (op onderdelen) wordt uitgetest. Ondanks de Nederlandse 
                vertaling wordt IGO hierbij niet alleen gezien als sturingsconcept 
                voor de opsporing, maar ook voor de pro-actie, preventie en nazorg 
                van criminaliteitsproblemen. De ervaringen uit het buitenland 
                leren ons immers dat ILP niet zozeer een reactieve alswel een 
                pro-actieve manier van criminaliteitsbestrijding is. ‘It 
                allows law enforcement to act in a pre-emptive fashion – 
                stopping crime before it happens or disrupting the activity of 
                criminals. This is a proactive rather than reactive approach.’ 
                (Phillips 2000).  |